‘Patiënten nemen doktersassistent nu serieuzer’
Toen Corry Giphart-Markestein 27 jaar geleden als doktersassistente begon in Betondorp waren er nog geen elektronische dossiers. Er is voor Corry wel meer veranderd in de loop der tijd.
Heb je altijd in Betondorp gewerkt?
‘Daar komt het wel op neer. Ik begon als stagiaire. De vrouw van de huisarts vroeg of ik wilde blijven om haar te ondersteunen. Een paar jaar later nam dokter Barend Bouman de praktijk over, maar ik bleef. Met Barend werk ik al weer ruim twintig jaar samen. Door mijn ervaring breng ik continuïteit in de praktijk. Ik ken alle patiënten.’
Is er veel veranderd in de praktijk?
‘O ja. Toen ik begon hadden we nog kaartenbakken op alfabetische volgorde. ’s Ochtends haalde je de kaarten eruit van de patiënten die op consult kwamen. Die legde je op een stapeltje in de spreekkamer. Als er een brief van een medisch specialist kwam maakte de dokter de belangrijkste zinnen geel met een stift. Die informatie vatte ik dansamen op de kaart van de patient. Nu gaat alles digitaal. In het begin was dat wennen, maar het is veel overzichtelijker.’
Zijn patiënten ook veranderd?
‘Mensen namen vroeger sneller iets van je aan. Vooral jonge mensen hebben tegenwoordig de neiging zelf hun eigen diagnose te stellen. “Ik heb X en wil nu medicijn Y”. Het is dan wel eens lastig om ze toch te vragen even langs te komen. Het komt door internet, die eigenwijsheid. Maar zo slecht is die ontwikkeling ook weer niet. Zelf op zoek gaan naar informatie is natuurlijk prima, maar kijk dan wel op betrouwbare websites die door huisartsen zijn ontwikkeld, zoals Thuisarts.’
Dat maakt je vak vast niet makkelijker.
‘Het leuke is, mensen zijn de doktersassistent wel steeds serieuzer gaan nemen. Vroeger zagen patiënten me als een veredelde secretaresse. Medische vragen van mij beantwoorden deden ze liever niet. Dat is nu echt anders. Dat ik doorvraag over hun klacht vinden patiënten tegenwoordig heel normaal, en dat zie ik ook bij collega’s. Ons vak heeft zich ontwikkeld, en patiënten zien dat.’
Wat is je het meest bijgebleven?
‘Och jee, aan het begin van mijn carrière deed ik een uitstrijkje bij een vrouw. Toen ik klaar was kreeg ik het speculum niet los. Zo’n ding moet in elkaar klappen om hem uit de vagina te kunnen verwijderen, maar het lukte niet. Ik heb de huisarts geroepen en die kreeg het na wat gerommel wel voor elkaar. Dat is wel een klein traumaatje hoor. Nog steeds denk ik elke keer als ik een uitstrijkje doe: ik hoop dat ik het speculum er straks weer netjes uitkrijg.’
Wat is je tip aan collega’s?
‘Probeer altijd vriendelijken inlevend te blijven. Soms denk je dat mensen bellen voor iets onzinnigs, maar als je dat gevoel overbrengt help je niemand. Zeg gewoon hoe vervelend het is waar mensen mee zitten, en geef vervolgens goed advies. Zo houd je het werkvoor jezelf ook leuk. Maar je moet wel je grenzen bewaken. Zeg je te vaak ja, dan gaan mensen over je heen lopen. Wees dus duidelijk in je communicatie.’
Blijf je nog langdoktersassistent?
‘Ik hoop het wel. Het is een mooi vak en ik maak deel uit van een gezellig team dat al lang bij elkaar is. De huisarts, Barend Bouman, zoekt samen met Buurtdokters naar een nieuwe praktijkhouder, zodat Barend vast een beetje kan afbouwen. Ik hoop ook met de nieuwe praktijkhouder nog jaren samen te werken. Dan heb ik drie generaties huisartsen meegemaakt in de praktijk.’
Merk je zelf dat je praktijk nu met Buurtdokters samenwerkt?
‘Voor mij is er vooralsnog weinig veranderd. Vroeger ging ik met een vraag over de organisatie van de praktijk naar Barend toe, nu vraag ik het de praktijkmanager van Buurtdokters. Betekent dat ik soms wat langer op een antwoord moet wachten. Staat tegenover dat ik gevoelsmatig makkelijker een vakantie kan plannen. Benieuwd wat de toekomst wat dat betreft gaat brengen.’