‘Stop met klagen en pak de regie’

Sicco Steenhuisen gaat met pensioen. In gesprek met Hugo van der Wedden blikt hij terug op dertig jaar huisartsgeneeskunde. En wat zou hij zijn jonge collega’s graag nog op het hart drukken bij zijn afscheid?
Wanneer studeerde je af als huisarts?
‘Dat was in 1992. Samen met mijn gezin ben ik toen eerst een reis door Nieuw-Zeeland gaan maken. Toen ik fris en energiek terugkwam begon het waarnemen. Superspannend vond ik dat. Zelfstandig beslissingen nemen - insturen of niet? – overleggen met medisch specialisten. Ik had niet even een directe collega bij de hand met wie ik kon sparren.’
Dat klinkt niet als een warm bad.
‘Ik kwam al snel in een grote dorpspraktijk terecht, met 3400 patiënten die ik in m’n eentje mocht doen omdat de praktijkhouder ziek was. Zelf was ik opgeleid in de nieuwe cultuur van shared decision making. ‘Hoe denkt u zelf over uw klacht?’ Maar daar zat niemand in de populatie op te wachten. Ze waren een autoritaire dokter gewend die binnen vijf minuten zei ‘Ik weet het al’, en verwachtten van mij hetzelfde. Het was keihard werken.’
Alles nog op papier?
‘Ja, alles ging nog met de groene kaart, ‘particulieren en ziekenfondsen’. De assistente kende daardoor wel iedereen, vaak zelfs met adres en telefoonnummer, omdat zij de rekeningen deed. Maar er ging wel meer anders dan nu. Toen ik de praktijk overnam moest ik elke nacht dienst draaien voor mijn eigen praktijk. En mijn vrouw moest dan achterwacht zijn, voor het geval ik weg was voor een visite.’
"Geen enkele partner had daar zin in, maar het was wel de regel."
Je had dus eigenlijk een familiebedrijf?
‘Dat was heel normaal toentertijd. Als je bij de Hagro wilde, moest zelfs worden vastgelegd dat je partner in het weekend, als jij dienst had, ook voor de andere praktijken achterwacht zou zijn. Mijn vrouw zat daar niet op te wachten. Geen enkele partner had daar zin in, maar het was wel de regel. Velen onttrokken zich hieraan, maar het werd nooit openlijk besproken als een probleem. Je moest ook in het dorp wonen wilde je bij de Hagro.’
Gelukkig kwamen toen de huisartsposten.
‘Dat was heel wonderlijk. Het ging vanuit het niets gisten bij de huisartsen. Het moest anders met de diensten! Kort daarvoor was het nog: Dienstdoen hoort erbij. Het staalt je karakter. Maar ineens was de weerstand onder collega’s tegen het oude dienstensysteem enorm. De huisartsposten kwamen er. En iedereen was er blij mee. Zelfs de oudere collega’s die het klassieke systeem al dan niet stilzwijgend hadden gesteund gingen klagen over hoe het vroeger was. Ik dacht: in wat voor beroepsgroep ben ik in godsnaam terecht gekomen? Zo’n revolutie zag ik niet aankomen.'
Zag je een soortgelijke dynamiek vaker?
‘Toen praktijkondersteuners opkwamen gebeurde iets soortgelijks, al was het minder heftig. De POH zou ons vak uithollen volgens een aantal collega’s. Juist het contact met COPD en diabetespatiënten hoorde erbij. Hen begeleiden is huisartsenwerk. Maar de praktijkondersteuners maakten een snelle opmars en uiteindelijk was vrijwel iedereen enthousiast. We begonnen elkaar te vertellen hoeveel werk het vroeger was. Hoeveel werk de POH ons nu uit handen namen.'
Ervaar je dat nu ook rond digitalisering?
‘Digitalisering zie ik wel als iets anders, juist omdat het echt ingrijpt op de kern van het vak. Door de huisartsenpost wordt het werk verlicht, maar je werk verandert niet. Een praktijkondersteuner leidt tot focus op complexere problematiek, je wordt eigenlijk méér huisarts. Digitalisering verandert het vak juist inhoudelijk: er wordt stilletjes van je verwacht dat je een disease manager van je populatie bent, naast de oude rol van huisarts die een één op één relatie met zijn patiënt heeft.’
"Er werd van mij verwacht dat ik een populatiemanager werd."
Hoe bedoel je dat?
‘Zo rond de eeuwwisseling ging mijn praktijk over op een elektronisch dossier. De accrediteur die langskwam zag allerlei mogelijkheden. ‘Nu kun je een uitdraai van je patiënten maken en iedereen volgens de standaard behandelen.’ Ik begon met de mensen die een hartinfarct in hun voorgeschiedenis hadden. Slechts 40% van hen bleek een aspirientje te krijgen. Bleek daaruit dat ik suboptimale zorg aan het verlenen was? Zou ik iedereen een mailtje moeten sturen met de boodschap: u moet eigenlijk starten met aspirine vanwege uw hartinfarct? En hoe zou dat zijn bij alle andere ziektebeelden? Er werd van mij verwacht dat ik een populatiemanager werd. Dat stond gevoelsmatig op gespannen voet met de kern van huisartsgeneeskunde: elkaar ontmoeten in de spreekkamer en advies geven.’
Een problematische ontwikkeling?
‘Deels is digitalisering prima. Als ik vroeger, In de tijd van de groene kaarten, iets interessants las in het NTVG dan moest ik er maar aan denken in de spreekkamer. Nu krijg je een pop-up. Kennis is door digitalisering veel laagdrempeliger toegankelijk en wordt nu direct meegenomen in de standaarden. Die geven houvast in een complex vakgebied. En de informed-consumer zet ons als huisarts in een nieuwe rol; de relatie wordt gelijkwaardiger. Het probleem wat ik met digitalisering heb is dat er druk is de mogelijkheden die er zijn ook direct toe te passen, zonder goed na te denken over de consequenties. Er wordt te weinig stilgestaan bij neveneffecten die innovatie op de kern van ons vakgebied heeft.’
Ben je altijd dezelfde patiëntenpopulatie trouw gebleven?
‘Nee. Na vijftien jaar in Veldhoven kwam ik in een soort sleur terecht. Je zou het een Midlife crisis kunnen noemen. Ik was nog steeds niet de huisarts die ik wilde zijn en had het gevoel dat patiënten weinig met mijn adviezen deden. Ik wilde of wat anders doen, of een andere praktijk. Het werd het laatste: ik besloot mijn praktijk over te dragen en ergens anders opnieuw te starten. Het werd Eindhoven. Enorm veel gedoe om de overstap voor elkaar te krijgen, maar het was een prima beslissing.’
"Door de huisarts te zijn die ik wilde zijn kreeg ik weer lol in mijn vak."
Je werd een andere huisarts?
‘Ja, het is me in Eindhoven gelukt een eigen insteek te vinden. Eindelijk kon ik met shared discisson making aan de slag en focus leggen op zingeving. Niet meer na vijf minuten zeggen ‘Ik weet het al’, maar vragen stellen en het gesprek aangaan: ‘Wat is voor u belangrijk?’ Aan dode paarden trok ik niet meer en als een consult uitliep omdat ik een kans voelde op echte verandering, dan was dat maar zo. Door de huisarts te zijn die ik wilde zijn kreeg ik weer lol in mijn vak. Daarom werd ik ook kaderarts GGZ.’
Toch ging je met Buurtdokters in zee, waarom?
‘Ik wilde graag groeien met de praktijk en zag tegelijkertijd de bedrijfskundige kant complexer worden. Daarnaast liep ik tegen problemen in de continuïteit aan. Ik had de praktijk van mijn buurvrouw erbij genomen, maar een maat vinden bleek niet eenvoudig. Er kwamen allerlei waarnemers in en uitvliegen. En allemaal vonden ze het een leuke praktijk, maar praktijkhouder worden zagen ze en masse als te veel vanwege het gedoe eromheen. Ik ervaar wat dat betreft veel onzekerheid bij jonge collega’s. Die angst om het niet te kunnen! Dat het teveel wordt voor het privéleven. Daarnaast ging mijn team een zware periode door. Een assistente werd ernstig ziek en overleed. Ontzettend veel verdriet in het team en vijf maanden invallers. Maar de praktijk moest wel elke dag weer open zijn. Het ging dus om twee vragen: organisatorische ondersteuning en aantrekkelijker worden voor een potentiële maat.’
Dus belde je met Sophie Brühl.
‘Niet meteen. Ik heb me eerst georiënteerd op de mogelijkheden. Bij de meeste organisaties waarover ik las kreeg ik het gevoel dat geld de belangrijkste drijfveer is. Dat ze mijn praktijk wilden uitmelken. Buurtdokters staat juist een maatschap voor. Samen verantwoordelijkheid dragen binnen een heldere taakverdeling, waardoor je als huisarts toekomt aan de kern van je vak en ruimte houdt voor andere dingen. Mijn gezin is tekortgekomen onder mijn huisarts zijn. Buurtdokters ziet ook dat de coming generation dat anders wil. Dat spreekt me aan. We gaan er nu samen voor. De missie van Buurtdokters is: staan voor de eerste lijn. Na een aantal gesprekken zijn we samen in de maatschap gestapt.’
En? Beviel dat?
‘Ja, dat beviel. Buurtdokters heeft me vanaf het begin uitstekend ondersteund, met veel respect voor de couleur locale van mijn praktijk en de populatie. Dat zij de huisartsencultuur snappen is goud waard. Samen brachten we het team op orde, structuur in de manier van werken en gingen we gesprekken aan met een aantal potentiële praktijkhouders.’
En nu kun je onbezorgd loslaten?
‘Ja, eigenlijk wel. Huisarts Ilse Herfst heeft mijn rol overgenomen. Zij voert samen met Buurtdokters momenteel gesprekken met een aantal huisartsen. Ik hoop van harte dat daar een goede maat voor Ilse tussen zit. Het rooster is keurig op orde, maar als er een keer een gaatje valt kunnen ze me altijd bellen, dat weten ze. Zelf ga ik nog af en toe dienst doen op de huisartsenpost en nadenken over mijn toekomst.’
"Stop met klagen over wat niet goed gaat, en pak gezamenlijk de regie."
Wat zou je jonge collega’s nog mee willen geven?
Huisartsgeneeskunde is een wonderbaarlijk mooi vak waar je veel van jezelf in kwijt kan. Of je nu kno of ggz interessant vindt, of bestuurlijke ambities hebt, het kan allemaal. Neem daarom alsjeblieft verantwoordelijkheid voor de toekomst van het vak. Steek je nek uit!
Jonge collega's zijn zulke slimme, hoogopgeleide mensen. Maar Ik zie de nieuwe generatie steeds meer bestuurlijke regie verliezen omdat ze gaan werken in grote zorgcentra waar de directie de koers bepaalt. Dat is toch zonde? Als huisarts heb je bestuurlijke ideeën. Wat Buurtdokters heeft bedacht is een prachtig model, maar er zijn nog meer modellen mogelijk om ons vak leuk en de zorg toegankelijk te houden. Ga experimenteren vanuit je Hagro of zorggroep. Bedenk samen een plan voor de solopraktijken die de komende jaren ongetwijfeld om gaan vallen. Neem voor mijn part een manager aan voor de organisatorische vraagstukken en stem af met zorgverzekeraars en andere zorgaanbieders. Die zullen je ondersteunen in zo’n pilot. Neem het vrije roosteren. Bedacht door een paar ondernemende huisartsen en vrijwel de gehele beroepsgroep profiteert daarvan. Dat is toch inspirerend? Dat we het vak van binnenuit vernieuwen: het kan! Dus stop met klagen over wat niet goed gaat collega’s, en pak gezamenlijk de regie.’
Meer weten over wat we doen in de praktijk?
Neem contact op met Thomas. Hij beantwoordt al je vragen of brengt je in contact met de juiste deskundige.
